Voorschriften voor het aanleveren van kopij bij de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis

Artikelen voor de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis of bronnenuitgaven in boekvorm worden per email aangeleverd bij de secretaris van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis (Prof. dr. Guy Vanthemsche, guy.vanthemsche@vub.ac.be).
Auteurs die geen gebruik maken van email, nemen contact op met het secretariaat van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, Paleis der Academiën, Hertogstraat 1, B-1000 Brussel, tel. +32 (0)2 550 22 20.
De secretaris bezorgt zo snel mogelijk na de voorlegging een ontvangstbewijs aan de auteur.

De Koninklijke Commissie voor Geschiedenis aanvaardt teksten in het Nederlands, Frans, Duits, Engels, Spaans en Italiaans. Voor wat de taal van de uitgegeven bronnen betreft, gelden er geen beperkingen.

Regels voor het opmaken van teksten

1.1 Opmaak van een artikel of van de inleiding van een tekstuitgave

Artikelen en boeken worden opgesteld in het programma Word en bevatten zo weinig mogelijk opmaak. Het te gebruiken lettertype is Times New Roman. De tekst wordt weergegeven in lettergrootte 12, de noten in lettergrootte 10. De interlinie bedraagt 1,5.

Aan de tekst wordt een voorpagina toegevoegd met daarop de auteursnaam, volledige adresgegevens (postadres, telefoonnummer, emailadres - zowel privé als professioneel), geboorteplaats en -datum, academische titel en het aantal woorden van het volledige artikel (inclusief bronnenuitgave) of boek.

De opmaak van het eigenlijke artikel of inleiding op een editie in boekvorm beperkt zich tot de volgende kenmerken :

  • Titel in het vet (niet in hoofdletters), gevolgd door één witregel indien er een ondertitel is, gevolgd door twee witregels indien er geen ondertitel is.
  • Ondertitel in het vet, gevolgd door twee witregels.
  • Voornaam en naam van de auteur gevolgd door één witregel indien de auteur verbonden is aan een academische instelling, door twee witregels indien de auteur geen academische affiliatie heeft.
  • Academische of wetenschappelijke affiliatie gevolgd door twee witregels.
  • Paragraaftitel in het vet, voorafgegaan door twee regels wit en gevolgd door één regel wit. Vermijd de nodeloze nummering van paragrafen. Indien de tekststructuur daar echter om vraagt, gebruikt men het systeem 1, 1.2, 1.2.1, etc.
  • Tussen de alinea's geen witregels.
  • Iedere alinea springt in, behalve na de hoofdtitel, na een paragraaftitel of na een ingelaste illustratie of tabel.
  • Voor noten wordt gebruik gemaakt van de voetnootfunctie. Deze voetnoten worden genummerd met Arabische cijfers. De voetnoottekens verschijnen telkens in superscript vóór
    het leesteken. Voetnoottekens in het eigenlijke notenapparaat zijn eveneens in superscript, gevolgd door een spatie.
  • Tekstcorpus en notenapparaat worden links uitgelijnd en niet uitgevuld.
top

1.2 Opmaak van tekstuitgaven

Indien artikelen voorzien zijn van een bronnenuitgave, wordt die uitgave aangeleverd in een apart document in Word. Het zelfde geldt voor tekstuitgaven in boekvorm.
De opmaak van de bronnenuitgave beperkt zich tot de volgende kenmerken :

  • Titel van de bron in het vet (niet in hoofdletters), gevolgd door één witregel indien er een ondertitel is, gevolgd door twee witregels indien er geen ondertitel is. Indien meerdere documenten worden uitgegeven, worden deze genummerd met Arabische cijfers.
  • Ondertitel vet, gevolgd door twee witregels.
  • Eventuele naam van de auteur van de bron gevolgd door twee witregels.
  • Eventuele paragraaftitel in het vet voorafgegaan door twee witregels en gevolgd door één witregel.
  • Tussen de alinea's geen witregels.
  • Iedere alinea springt in, behalve na een de titel van de bron, na een paragraaftitel of na een ingelaste illustratie.
  • Voor tekstverklarende noten wordt gebruik gemaakt van de voetnootfunctie. Deze voetnoten worden genummerd met Arabische cijfers en verschijnen telkens in superscript vóór het leesteken.
  • Voor tekstkritische noten wordt gebruik gemaakt van de eindnootfunctie. Eindnoten worden genummerd met kleine letters en verschijnen telkens in superscript vóór het leesteken (a,
    b, …), eventueel volgend op een voetnootteken. Noottekens in de eigenlijke notenapparaten zijn eveneens in superscript, gevolgd door een spatie.
  • Tekstcorpus en notenapparaten worden links uitgelijnd en niet uitgevuld.
  • Voor de eigenlijke uitgave van geschiedkundige teksten en van regesten van de akten van Belgische vorsten (regesten, data etc.), zie de voorschriften gepubliceerd in 1985.

1.3 Andere documenten

Tabellen, grafieken en kaarten worden aangeleverd in aparte documenten, genummerd en voorzien van een duidelijke titel. Geef in de tekst, tussen vierkante haken, aan waar de tabellen, grafieken en/of kaarten moeten worden geplaatst.
Tabellen kunnen worden opgesteld in de tabelfunctie van Word, gescheiden door tabs, of in Excel. Grafieken worden aangeleverd in Excel. Kaarten worden in TIF- of JPEG-bestanden aangeleverd met opgave van de gebruikte schaal en van de oriëntatie (indien het noorden niet zoals gebruikelijk centraal bovenaan ligt).
Eventuele afbeeldingen worden vrij van rechten en genummerd aangeleverd in TIF- of JPEG-bestanden (met een minimale resolutie van 300 dpi). Geef in de tekst, tussen vierkante haken, aan waar de illustraties moeten komen te staan : [illustratie 1 hier]. Indien er toch reproductierechten moeten worden betaald op bepaalde afbeeldingen, dient de auteur hiervoor contact op te nemen met het secretariaat.

De auteurs leveren ten slotte ook een abstract aan (circa 200 woorden) in het Nederlands, het Engels en het Frans, alsook een korte biografische nota (maximum 80 woorden), ook in die drie talen.

 

Regels voor de presentatie van teksten

De hierna volgende richtlijnen betreffen voornamelijk de wijze waarop de inleidingen op bronnenuitgaven (in artikel- of boekvorm) dienen te worden aangeleverd. Ze vervangen art. 27, p. 8, van de richtlijnen uitgegeven in 1955 en heruitgegeven, met aanvullingen, in 1985.

top

2.1. Afkortingen, cijfers, tijdsaanduidingen, citaten

  • Afkortingen in de lopende tekst (zoals i.p.v. of o.a.) worden zoveel mogelijk vermeden.
  • Ook hoofdletters dragen accenten, zoals in Église.
  • Getallen in de lopende tekst worden, tot en met het cijfer twintig, in letters aangeduid, daarboven in cijfers. Dit geldt niet voor opsommingen, zoals in het voorbeeld "de oorkonden bevatten respectievelijk 4, 8, 15 en 26 namen van getuigen".
  • Percentages worden niet voluit geschreven maar opgegeven in Arabische cijfers, tot maximaal twee cijfers na de komma, gevolgd door het %-teken.
  • Eeuwen worden in het Nederlands en in het Engels voluit geschreven (twaalfde eeuw, seventeenth century). In het Frans wordt gebruik gemaakt van Romeinse cijfers gevolgd door er of e (en niet ième), zoals in XIXe siècle. In het Duits wordt gebruik gemaakt van Arabische cijfers, gevolgd door een punt, zoals in 18. Jahrhundert.
  • Voor het getal volgend op de naam van een vorst of een andere hoogwaardigheidsbekleder worden Romeinse cijfers gebruikt, bijvoorbeeld : Lodewijk XIV, koning van Frankrijk ; paus Bonifatius V ; Boudewijn VIII, heer van Komen. De functiebenamingen worden zonder hoofdletter geschreven (bijvoorbeeld minister, secretaris generaal,…).
  • Citaten in oude talen (Latijn, Oudfrans, Middelnederlands, …) worden gecursiveerd en zonder aanhalingstekens weergegeven.
  • Citaten in moderne talen worden tussen "dubbele aanhalingstekens" geplaats. In Franstalige artikels wordt hiervoor gebruik gem aakt van teksthaakjes (« »).
  • Data worden voluit geschreven, zowel in de tekst als in de noten : 29 april 1946 en niet 29.4.1946 of 29.IV.1946.

2.2. Archiefverwijzingen

  • Men geeft opeenvolgend de plaatsnaam of zetel van de instelling, de naam van de instelling, het fonds of de collectie, het plaatsnummer etc.
    De plaatsnaam van de instelling wordt gegeven in de taal waarin het artikel is geschreven. De naam van de instelling wordt vanaf de tweede vermelding afgekort.
    Gebruikte afkortingen worden aangekondigd in noot 1 (of noot *) bij het begin van het artikel of bij de eerste vermelding. Voor deze afkortingen worden geen puntjes gebruikt : Algemeen Rijksarchief wordt ARA, Stadsarchief SA, etc.
    Bijvoorbeeld : Doornik, Archives de l'État, Châtellenie de Warneton, nr. 7487 (compte de la table des pauvres, 1584-1587), f° 18v°, vervolgens AÉT, CWT, nr. 7495 (1603-1604), f° 4 r°.

2.3. Bibliografische verwijzingen

  • Bij de eerste vermelding wordt de volledige voornaam van de auteur gegeven, gevolgd door de naam. In het geval van herhaaldelijk gebruikte verwijzingen, beperkt men zich tot de initia(a)l(en) van de voornaam. Het gebruik van dergelijke initialen is nuttig om eventuele homoniemen te onderscheiden, zoals Jan en Willy Buntinx, Maurice.-A. en Alain Arnould, Henri, Jacques en Jacques-Henri Pirenne, etc. In bepaalde gevallen kan de voornaam van een auteur tussen vierkante haken worden gegeven : Baron de Reiffenberg = [Frédéric] de Reiffenberg.
  • Voor de nummering van jaargangen van tijdschriften of delen van reeksen wordt steeds gebruik gemaakt van Arabische cijfers. Jaargang CLXVIII van onze Handelingen wordt dus 168.
  • Elementen uit bibliografische verwijzingen die voluit in cursief worden weergegeven, bewaren dat cursief ook wanneer ze bij een volgende verwijzing verkort worden weergegeven.
  • De plaats van uitgave van een boek wordt gegeven in de taal van het voorgelegde artikel.
  • Men vermijdt verwijzingen van het type Milis, 1969b. Wanneer een referentie al eerder is opgegeven, vermijdt men de eenvoudige afkorting op. cit. Men herneemt daarentegen de initiaal en de naam van de auteur, gevolgd door twee of drie titelwoorden en op. cit. met vermelding van de eerdere noot waarin de volledige referentie is opgegeven : J. Stengers, "Race et nationalité … ", op. cit., n. 17, p. 115.
  • In verwijzingen naar Engelstalige publicaties worden relevante titelwoorden in hoofdletter gegeven (zie het eerste voorbeeld hieronder).
  • In de algemene bibliografische lijst, die alle gehanteerde publicaties opsomt, wordt de familienaam van de auteur voor de voornaam geplaatst; beide elementen worden gescheiden door een komma.

    Enkele voorbeelden van bibliografische verwijzingen :

    top Boek
    Walter Simons, Cities of Ladies. Beguines Communities in the Medieval Low Countries, 1200-1565, Philadelphie, 2001, p. 253-303 (The Middle Ages Series).

    Titel gecursiveerd maar reekstitel in rechte letters. De eventuele vermelding van een specifieke uitgave (bijvoorbeeld 5de ed.) gebeurt onmiddellijk na de titel. Uitgeverijen worden niet vermeld.
    Wanneer gebruik wordt gemaakt van een recente anastatische herdruk, verwijst men toch naar de originele publicatie : Jules de Chestret de Haneffe, Histoire de la Maison de la Marck, Luik, 1898 en niet Brussel, 1982 (deze laatste herdruk reproduceert immers enkel de originele editie).

    Tijdschriftartikel
    Herman Van Goethem, "In de spiegel van politieverslagen. De Antwerpse Jodenrazzia", Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 175, 2009, p. 509-540, aldaar 512.

    De titel van het artikel staat tussen dubbele aanhalingstekens.
    In Franstalige artikels wordt de titel van artikels waarnaar verwezen wordt niet tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst maar tussen teksthaakjes (« »).
    De titel van het tijdschrift is gecursiveerd en niet voorafgegaan door "in".
    Wanneer een tijdschrift een tweetalige of drietalige titel draagt, kiest de auteur voor één enkele taal, bij voorkeur de taal van zijn/haar artikel. Indien meermaals naar het tijdschrift wordt verwezen, kan men de titel afkorten in bijvoorbeeld HKCG.
    Voor een tijdschrift dat verschijnt in meerdere afleveringen per jaargang, volstaat het enkel de jaargang te vermelden wanneer de paginering de volledige jaargang doorloopt.
    Men geeft steeds de paginering van het volledige artikel, eventueel gevolgd door de verwijzing naar een precieze pagina binnen het artikel.

    Bijdrage aan bundel
    Jean Stengers, « Race et nationalité chez Émile de Laveleye », in Pierre Guiral & Émile Temine (éd.), L'idée de race dans la pensée politique française contemporaine, Paris, 1977, p. 110-135.


    Publicaties op het Internet
    The Narrative Sources from the Southern Low Countries, éd. J. Deploige, Bruxelles (depuis 2009), URL : www.narrative-sources.be (consulté le 20 mai 2013).


    Audiovisuele bronnen
    Voor verwijzingen naar audiovisuele bronnen dient men de handzame regels te volgen van de British Universities Film & Video Council, vastgelegd op 27 maart 2013.


    Uitgegeven bronnen
    Galbertus Brugensis, De multro, traditione et occisione gloriosi Karoli comitis Flandriarum, ed. Jeff Rider, Turnhout, 1994 (Corpus Christianorum. Continuatio mediaevalis, 131).
    Philippe de Commynes, Mémoires sur Charles VIII et l'Italie (Livres VII et VIII), présenté et traduit par Jean Dufournet, Paris, 2002 (GF Flammarion).

    De naam van de auteur van de bron wordt gegeven in de taal waarin die terug te vinden is op de titelpagina van de uitgegeven bron.

Deze voorschriften werden door de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis goedgekeurd in haar vergadering van 14 december 2013top.