Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 187, 2021, 215 p. (issn 0001-415X).

J 2

Józef Łaptos, en collaboration avec Idesbald Goddeeris, Thierry Grosbois, Inga Kawka, Wojciech Prażuch et Przemyslaw Szczur,

La politique polonaise à la lumière des rapports diplomatiques belges (1939-1945), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 493 p. (isbn 978-2-87044-021-6). Prijs : 32 € (Documenten betreffende het internationaal statuut van België sedert 1830, J2).

De auteur

Józef Łaptos is een Pools historicus. Hij behaalde zijn doctoraat aan Jagelloonse Universiteit van Krakow (1974) en doorliep daarna alle stadia van de academische loopbaan aan de Pedagogische Universiteit van Krakow. Bovendien was hij visiting professor aan de Sorbonne (2001), de université van Aix-Marseille (2002-2004), de École normale supérieure de Paris (2005) en de Université libre de Bruxelles (2007). Zijn belangrijkste onderzoeksdomeinen zijn diplomatieke geschiedenis, de geschiedenis van België, de Europese integratie en de humanitaire hulp. Zijn belangrijkste publicaties zijn: Dyplomaci II Rzeczypospolitej w świetle raportów Quai d’Orsay (1993) [De diplomaten van de Tweede Pools Republiek in het licht van de rapporten van de Quai d’Orsay], Historia Belgii (1995) [Geschiedenis van België]; Historia małych państw (ed., 2002) [Geschiedenis van de kleine staten]; met M. Misztal, American Debates on Central European Union 1942-1944 (2002); Belgia (2010) [België]; Europa marzycieli (1940-1956) (2012) [Het Europa van de dromers]; Humanitaryzm i polityka. Pomoc UNRRA dla Polski (1943-1947) (2018) [Humanitarisme en politiek. De hulp van de UNRRA aan Polen]. Hij werd benoemd tot Officier van de Leopoldsorde in 2007.

Samenvatting

De publicaties van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis handelen doorgaans over het Belgische veiligheidsbeleid en de buitenlandse politiek. Dit volume focust echter op de Belgische diplomatie vanuit Europees perspectief. Enkele Belgische en Poolse historici namen immers het initiatief om de Belgische diplomatieke documenten te verzamelen die betrekking hebben op de Poolse inspanningen tijdens de Tweede Wereldoorlog om de onafhankelijkheid van hun land te herstellen, dat onder de voet was gelopen door de Duitsers en de Sovjets. Het resultaat, bestaande uit 275 geannoteerde archiefstukken, stelt de lezer in staat om de Belgische reacties te volgen ten aanzien van de weerstand, de gewapende strijd en de diplomatieke initiatieven van de Polen, met inbegrip van het voorstel om een Centraal-Europese federatie op te richten, een idee waarvoor een mooie toekomst scheen weggelegd. De houding ten opzichte van de Poolse ontgoocheling veroorzaakt door de Britse en Amerikaanse toegevingen aan de Sovjet-Unie en van het catastrofale eindresultaat – de sovjetisering van Polen – is bijzonder revelerend: ze toont de politieke, intellectuele zelfs emotionele context waarin de Belgische kringen in ballingschap leefden, alsook de bronnen van de pro-Atlantische houding van België en zijn onvermoeibare inzet voor supranationale hergroeperingen.

A 62


De rekeningen van de stad Brugge (1280-1319). Tweede deel (1302-1319), derde stuk, uitgegeven door C. Wyffels †, met de medewerking van A. Vandewalle. Indices door Katrien Vandewoude, met de medewerking van Maurice Vandermaesen en Stijn Meersseman, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2020, 338 p., isbn 978-2-87044-018-6 (verzameling in-4°, A62). Prijs: 40 €.


C 29

Claire Billen & Marc Boone

Bans et édits pour la ville de Tournai en temps de peste (1349-1351) – Les transcriptions retrouvées de Frédéric Hennebert, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 211 p. (reeks groot in-8°, C29). Prijs: 23 € (isbn 978-2-87044-019-3)

Samenvatting - De ontdekking in de handschriftencollectie van de Gentse universiteitsbibliotheek van transcripties van de hand van Frédéric Hennebert (1837-1873) stadsarchivaris van Doornik, heeft toegelaten om de eerste dertig pagina’s van het register van de stedelijke verordening van de Doornikse stadsmagistraat voor de jaren 1349-1351 te reconstitueren. Het originele document ging verloren in het bombardement van Doornik in mei 1940. Het werpt een licht op de quasi dagelijkse wetgevende activiteit van de stadsmagistraat die geconfronteerd werd met een veelzijdige crisis gedomineerd door de uitbraak van de Zwarte Dood in de zomer van 1349.

Claire Billen (°1947). Historica, emerita professor van de ULB (Université Libre de Bruxelles, onderzoeksgroep SociAMM) waar ze de sociale en economische geschiedenis van de Middeleeuwen, vergelijkende stadsgeschiedenis en ecologische geschiedenis heeft gedoceerd. Ze heeft ook diverse interdisciplinaire onderzoeksgroepen die actief waren in de context van het “Instituut voor het beheer van de natuurlijke omgeving en van de ruimtelijke planning “ (IGEAT) van de ULB mee gestalte gegeven.

Marc Boone (Gent, 1955) gewoon hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de UGent, waar hij in 1987 doctoreerde, decaan van de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van 2012 tot 2018. Gastprofessor aan de Université de Bourgogne (Dijon), Paris IV,  aan de École des Hautes Études en Sciences sociales (Parijs) en aan de Università degli Studi di Milano, titularis van de binnenlandse Francqui leerstoel aan de ULB. Lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) en van de Academia Europeae. Voorzitter van het comité Pro Civitate (Rasab) en van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Onderzoeksdomeinen: stadsgeschiedenis, politieke en sociaal-economische geschiedenis van de late middeleeuwen, Bourgondisch geschiedenis.

C 30

René Wilkin, Bernard Wilkin & Christian Remy

Mémoires des campagnes de Jean Gheerbrant, maréchal des logis-chef au Xe régiment de hussards (1798-1808), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 259 p. (reeks groot in-8°, C30). Prijs: 25 € (ISBN 978-2-87044-020-9)

Samenvatting - De jonge Vlaming Jean Gheerbrant verlaat zijn geboortedorp in 1798 en is opgeroepen in de legers van de Republiek. Hij brengt een jaar door in de achtervolging van de Normandische chouans. Gebelgd door de onophoudelijke marsen, deserteert hij en vervoegt hij de 10e Huzaren. Hij reist dan doorheen Frankrijk, Noord-Italië en een deel van Spanje, zonder te moeten  vechten. Vervolgens verblijft hij in het kamp van Boulogne. In september 1805 vertrekt hij met het leger naar Duitsland. Tijdens de eerste slag bij Wertingen maakt Gheerbrant zich meester  een Oostenrijks kanon, hetgeen hem het Legioen van Eer oplevert. Hij komt terecht in Ulm, en trekt later Wenen binnen. Hij wordt aide de camp van Murat, maar vraagt algauw om zich opnieuw bij zijn regiment aan te sluiten. Hij onderscheidt zich in de verdediging van de stad Wischau en woont de slag van Austerlitz bij. Na de afsluiting van de vrede, is hij gelegerd in Duitsland. In 1806 flakkert de oorlog weer op. In Jena bemachtigt Gheerbrant een Pruisische vlag. Hij neemt deel aan tal van gevechten. Na zijn eervol ontslag uit het leger in 1808, keert hij terug naar Wakken waar hij het bedrijf van zijn vader overneemt. Hij wordt  burgemeester van die gemeente in 1821 en sterft in 1871.

René et Bernard Wilkin, vader en zoon, studeerden beiden geschiedenis aan de Universiteit van Luik. Bernard is ook gepromoveerd aan de Universiteit van Sheffield (UK). Na een carrière in het onderwijs wijdde René zich  aan  de studie van de numismatiek en aan  het onderzoek naar de Franse periode in het departement Ourthe. Bernard werkt vandaag als senior archivaris in het Rijksarchief  in Luik. Ze werken regelmatig samen en hebben samen drie boeken gepubliceerd: Fighting for Napoleon, Fighting the British en Lettres de Grognards, La Grande armée en campagne, evenals verschillende historische artikelen in de Britse tijdschriftenpers.

Christian Remy werd geboren in Mechelen in 1939. Hij bracht zijn hele jeugd  door in Bukavu, Congo. Afgestudeerd als Burgerlijk Ingenieur in 1963 (UILv) werkte hij tot eind 2014 in het domein van  de Burgelijke Bouwkunde. De moeder van zijn vrouw, een afstammeling van Jean Gheerbrant in de vierde generatie, had het origineel van zijn Mémoires in haar bezit, waarvan ze de transcriptie aanving, transcriptie die hij na haar overlijden voltooide.

Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 186, 2020, 197 p.

2019 (185), 319 p.

C 28

Karim Schelkens & Dirk Claes, eds. Gerard Philips

Dagboek van twee reizen in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi (1957 en 1959), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2019, 135 p. (reeks groot in-8°, C28). 17 €, isbn 978-2-87044-017-9

Samenvatting - Met de kritische uitgave van de reisdagboeken van Gerard Philips wordt een unieke historische bron beschikbaar voor het publiek. Philips’ dagboeken getuigen van de complexe verhoudingen in het dagelijks leven in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi aan de vooravond van de Congolese onafhankelijkheid. De auteur was tegelijkertijd senator, academicus en priester, waardoor zijn reisverslag een unieke inkijk biedt in de samenhang tussen de politieke, universitaire en kerkelijke milieus in het koloniale tijdperk, een eerder zeldzaam gegeven in de bestaande literatuur. Bovendien beslaan deze dagboeken het verhaal van twee reizen, in 1957 en in 1959, waardoor de lezer van nabij de omslag in de Belgische koloniale politiek als gevolg van de beleidswissel van de liberaal-socialistische regering Van Acker IV naar het kabinet Eyskens III kan volgen en de stroomversnelling van de Congolese emancipatiestrijd in de late jaren 1950 tastbaar wordt. De uitgevers bieden een omstandige historische inleiding, en maakten bij hun annotering van de bron gebruik van onuitgegeven materiaal uit een groot aantal archiefcollecties.

Karim Schelkens (Lier, 1977) is voltijds hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg en gastprofessor aan de KU Leuven, waar hij in 2007 promoveerde. Hij verricht onderzoek naar de geschiedenis van de oecumenische beweging en het domein van de academische biografie. Schelkens publiceerde als religiehistoricus uitgebreid over het Tweede Vaticaans concilie en over hervormingsbewegingen in het moderne Europese katholicisme. Hij bracht als auteur of editor een twintigtal academische boeken uit, waaronder ook een kritisch geannoteerde editie van de conciliedagboeken van Gerard Philips.

Dirk Claes (Lommel, 1966) studeerde theologie (geschiedenis van Kerk en theologie) en geschiedenis (mediëvistiek) aan de KU Leuven, waar hij in 2004 promoveerde op een onderzoek naar de Leuvense theologische faculteit in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij was als onderzoeker werkzaam aan de RU Groningen en de KU Leuven, en publiceerde over faculteitsgeschiedenis, religiehistorische onderwerpen uit de negentiende en twintigste eeuw, en laatmiddeleeuwse encyclopedische juridische teksten. Hij is beleidsmedewerker bij het Aartsbisdom Mechelen-Brussel.

2018 (184), 406 p.

Claude Bruneel, Thérèse de Hemptinne & Guy Vanthemsche (eds.),

Fragments de guerre – Oorlogsfragmenten 1914-1918. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 184, 2018, 406 p.

C 27

José Eloy Hortal MuÑoz, África Espíldora García & Pierre-François Pirlet

El ceremonial en la Corte de Bruselas del siglo XVII. Los manuscritos de Francisco Alonso Lozano, Bruxelles, Commission royale d'Histoire, 2018, 271 p. (Collection grand in-8°, C27). ISBN 978-2-87044-016-2

Samenvatting - Na hun incorporatie bij de Spaanse monarchie werden de Nederlanden bestuurd door gouverneurs-generaal die er een eigen hofhouding op nahielden. Deze situatie veranderde wanneer in het midden van de zeventiende eeuw hovelingen niet meer aan de hofhouding van de ene of de andere gouverneur werden toegewezen, maar aan het Koninklijk Hof te Brussel werden benoemd. Het Koninklijk Hof te Brussel was nu niet meer met een bepaalde persoon, maar met een territorium verbonden. Deze nieuwe hofhouding, de enige van die in het zeventiende-eeuwse Europa, vroeg om een theoretische verantwoording. Het is overigens ook zo dat gedurende de regering van Filips IV (1631-1665) in Madrid de hofetiquette werd vastgelegd. Deze gecodificeerde etiquette had gevolgen voor de andere hofhoudingen van de Spaanse monarchie in Europa, dus ook voor die in Brussel. De twee handschriften van Francisco Alonso Lozano die hier worden uitgegeven, moeten in deze context worden geplaatst. De auteur schreef ze tussen 1692 en 1712. Het eerste, getiteld Plan ou Estat de la maison royale dens ces estats de flandres, beschrijft nauwkeurig de functies aan de nieuwe Koninklijk Hof. Het tweede, getiteld Notices de toutes les emplois de la cour et de la chapelle royale de Bruxelles geeft het aantal hovelingen aan en vermeldt hoe zij worden vergoed. De beide teksten zijn een eersterangs bron voor de kennis van het Koninklijk Hof te Brussel in de zeventiende eeuw. Zij zijn vergelijkbaar met de uit dezelfde tijd stammende Etiquetas Generales de Palacio voor het Hof in Madrid.

José Eloy Hortal MuÑoz (Madrid, 1974) is licentiaat in de Moderne en Hedendaagse Geschiedenis van de UAM (Universidad Autonoma de Madrid), waar hij ook Cum Laude de doctorstitel behaalde in september 2004. Sedert 2009 doceert hij aan de Universidad Rey Juan Carlos (URJC). Hij publiceerde onder meer de monografieën Las guardas reales de los Austrias hispanos (Madrid, 2013) en Los asuntos de Flandes. Las relaciones entre las Cortes de la Monarquía Hispánica y de los Países Bajos durante el siglo XVI (Saarbrücken, 2011). Hij was tevens co-editor van collectieve werken als A Constellation of Courts. The Households of Habsburg Europe, (1555-1665) (Leuven, 2014) met René Vermeir en Dries Raeymaekers, alsook La Casa de Borgoña: la Casa del rey de España (Leuven, 2014) met Félix Labrador Arroyo. Meer informatie is te vinden op het web: www.joseeloyhortal.com

África Espíldora García (Toledo, 1960) est diplômée en Géographie et Histoire de l’Universidad Complutense de Madrid (UCM) en 1993. Pendant quelques années, elle travailla dans l’enseignement secondaire puis dans des bibliothèques (Museo de Santa Cruz de Toledo); ensuite, elle se consacra aux archives. Dans ce domaine, elle exerça comme technicienne spécialisée (Archivo Histórico de la Nobleza de Toledo – 1999-2001, 2008-2011) et comme responsable des archives centrales de plusieurs conseils du gouvernement de la Communauté autonome de Castilla-La Mancha (2001-2006). Depuis 2011, elle se consacre à la recherche. Pour l’instant, elle parachève l’édition d’un volume intitulé Francisco de Mendoza: un almirante por los caminos de Europa (1596).

Pierre-François Pirlet (Liège, 1982) est docteur en Histoire, Arts et Archéologie de l’Université de Liège depuis 2015. Il est collaborateur scientifique du Département des Sciences historiques de l’ULiège depuis octobre 2017 et membre de Transitions. Unité de recherches Moyen Âge & première Modernité. Oscillant entre Court Studies et histoire religieuse, ses travaux visent à réévaluer les formes et les modalités du pouvoir à la cour de Bruxelles durant le xviie siècle. Il a réalisé une thèse consacrée au confesseur du Prince dans les Pays-Bas espagnols (1598-1659), sous la direction du Professeur Annick Delfosse (ULiège), qui interroge la nature des liens entre les pouvoirs séculiers et religieux au sein de l’espace aulique. Cette enquête paraîtra prochainement chez Leuven University Press dans la collection Avisos de Flandes.

C 26

Christine Renardy

Le Livre des morts du Neufmoustier à Huy 1130-1787, Bruxelles, Commission royale d’Histoire, 2017, 270 p. (ISBN 978-2-87044-015-5) (Collection grand in-8°, C26).

Samenvatting - In de eerste jaren van de 12de eeuw heeft zich spontaan een gemengde gemeenschap gevormd in een buitenwijk in de stad Hoei (Huy), waarschijnlijk ter nagedachtenis van priester Pieter, genaamd de Kluizenaar. Op 21 september 1130 wijdde de bisschop van Luik, Alexander I, de kerk van Neufmoustier in, die net gebouwd was. Het staat vast dat de religieuzen vanaf dat ogenblik de regel van de heilige Augustinus volgden. Het manuscript van het liber capituli van dit reguliere kapittel is gelukkig bewaard gebleven, maar heeft helaas enkele beschadigingen ondergaan. Het werd ontworpen rond 1130, en werd verder aangevuld doorheen de eeuwen ; wat betreft de overlijdensberichten gebeurde dit tot in 1787. Voor de late middeleeuwen bevat dit repertorium van overledenen bevat tal van gegevens die onze kennis in het vlak van de stedelijke, de economische en de sociale geschiedenis verrijkt. Deze bron is echter ook van belang voor de studie van de mentaliteit, de cultus en de liturgie, en zelfs van de Maaslandse goudsmeedkunst. Vanaf het einde van de 15de eeuw werden de vermeldingen echter zeldzamer en eerder episodisch van aard wat betreft de leken − slechts acht personen – omdat het repertorium in feite voorbehouden werd voor de hoogwaardigheidsbekleders en voor enkele leden van het kapittel van Hoei. De huidige editie van het "Dodenboek van Neufmoustier" is hoofdzakelijk gebaseerd op het originele manuscript bewaard in Grand Curtius ; de lacunes veroorzaakt door het verlies van enkele bladen werden grotendeels gecompenseerd door kopieën gerealiseerd door een voorzanger van het kapittel op het einde van de 17de eeuw en bewaard in het Rijksarchief van Luik.

Christine Renardy werd geboren op 6 februari 1948 en behaalde haar bachelordiploma in de Geschiedenis aan de Universiteit van Luik. Na drie jaar gewerkt te hebben voor de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis aan de redactie van de "Nieuwe Potthast" (een kritisch repertorium van Middeleeuwse verhalende bronnen), is ze in 1972 assistente geworden van de professoren Fernand Vercauteren en André Joris aan het seminarie van de Geschiedenis van de Middeleeuwen aan de Universiteit van Luik. In oktober 1977 verdedigde ze een doctoraatsverhandeling over "De wereld van universitaire magistri van het bisdom in Luik tot 1350". Dit werk werd gepubliceerd in twee volumes in 1979 en 1981. Aangesteld tot archivaris van de stad Luik in april 1978, heeft ze deze dienst geleid tot in 2007, ogenblik waarop de gemeentelijke overheden haar de leiding toevertrouwden van alle collecties van het cultureel patrimonium. In 2009 werd ze belast met de algemene coördinatie van het departement van Cultuur en Toerisme, een functie die ze tot aan haar pensioen heeft uitgeoefend.

Patricia Van den Eeckhout & Guy Vanthemsche, eds.

Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e-21e eeuw. Derde herziene en uitgebreide uitgave, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2017, 2 vol., 1837 p. (ISBN: 978-2-87044-013-1; prijs: 64 €).

Onze samenleving produceert massa’s documenten, beelden en andere bronnen. Het is niet eenvoudig om zijn weg te vinden in deze groeiende informatiestroom. Dit boek biedt een systematisch overzicht en een kritische doorlichting van de bronnen die sinds het begin van de 19e eeuw in België werden (en worden) geproduceerd door openbare instellingen en private verenigingen. Zowel het archiefmateriaal als de gedrukte en de digitale publicaties worden besproken. Ook tal van individuen brachten belangrijke documenten voort; ze komen hier dus eveneens aan bod. Ten slotte worden ook de niet-geschreven bronnen (foto’s, films, orale bronnen, gebouwen, voorwerpen, kaarten en plannen) behandeld. Dit naslagwerk trekt de lijn door tot vandaag: de meest recente bronnen krijgen ruime aandacht. Bijgevolg is dit boek een onmisbaar onderzoeksinstrument – niet alleen voor historici, geschiedenisstudenten en archivarissen, maar ook voor journalisten, documentalisten, bibliothecarissen en onderzoekers in de communicatiewetenschappen, de politicologie, de rechten, de sociologie en de economie. Meer dan 60 specialisten, verbonden aan Belgische universiteiten en onderzoekscentra verleenden hun medewerking aan dit boek. Voorliggend werk is de derde uitgave van het gelijknamige boek uit 1999. Alle teksten werden geactualiseerd en (soms fors) uitgebreid. Een gedetailleerde namen- en zakenindex door Stijn Meersseman vergemakkelijkt het zoekwerk.
De editors:

Patricia Van den Eeckhout doceert geschiedenis en politieke retoriek aan de Vrije Universiteit Brussel. Zij publiceerde over de historiografie van de sociale geschiedenis en over de geschiedenis van sociale huisvesting, arbeidersinkomens, consumptie, reclame, vrije tijd, sociale statistieken, meesterknechten, de kleinhandel in voeding (meer bepaald Delhaize) en arbeid en arbeidsrelaties, onder andere in de horeca (zie o.m. "Waiters, waitresses, and their tips in Western Europe before World War I", in International Review of Social History, 2015, p. 349-378)

Guy Vanthemsche is hoogleraar hedendaagse geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is gespecialiseerd in de sociaaleconomische en politieke geschiedenis van de hedendaagse België, waarover hij verschillende boeken publiceerde, waaronder recentelijk La Sabena et l’aviation commerciale belge 1923-2001, Brussel, De Boeck, 2001 en et Belgium and the Congo 1880-1980, Cambridge, Cambridge University Press, 2012.

Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2017 (183), 254 p.

Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2016 (182), 419 p.

C 25

Alain Lottin

"L'Héraclée flamen et catholicque" par Frère Jean De Le Barre, religieux du monastère de la bienheureuse Vierge Marie à Loos-Lez-Lille. Tome 1: La guerre entre la France et l'Espagne et en Europe (1636-1649), Bruxelles, Commision royale d'Histoire, 2017, 371 p. (ISBN: 978-2-87044-012-4)

Samenvatting - L'Héraclée flamen (De Vlaamse Hercules): deze wat esoterische titel is een huldebetoon aan graaf de Bucquoy, die de protestanten versloeg in Praag. Dit boek bevat de geannoteerde en gecommentarieerde transcriptie van manuscript 319 van het patrimoniale fonds van de stadsbibliotheek van Rijsel, getiteld « L'Héraclée flamen et catholicque », dat hoofdzakelijk handelt over de Frans-Spaanse oorlog van 1636-1649 en over de oorlog in Europa tot aan het verdrag van Westfalen (1648). De auteur van dit handschrift, Jean de le Barre, was een cisterciënzer monnik van de abdij van Looz-lez-Lille, gedetacheerd bij de abdij van Wancourt nabij Arras. Hij beschrijft de gevechten, het geweld en de gruweldaden die beide tegenstanders begingen tijdens de oorlog. Die uitzonderlijke getuigenis is in boekvorm verschenen bij de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis in mei 2017.

De auteur/editor :
Alain Lottin, doctor in de Geschiedenis, was de voorzitter van de Université Lille III van 1986 tot 1991 en van de Université d'Artois van 1996 tot 2000.