Samenvatting - Ongeveer honderd jaar geleden werd vanuit het Rijksarchief van Bergen een vijftiende-eeuws formulierboek overgebracht naar de Gentse Universiteitsbibliotheek, waar het sindsdien deel uitmaakt van de rijke middeleeuwse handschriftencollectie. Door deze ruiltransactie bleef het manuscript gespaard van de desastreuze brand die het archiefdepot in de Henegouwse hoofdstad zou treffen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tot nog toe heeft deze bron niet veel van haar geheimen prijsgegeven en bleef een diepgaande studie ervan uit. Het formulierboek biedt evenwel een unieke inkijk in de laatmiddeleeuwse organisatie van de vrijwillige rechtspraak binnen het graafschap Henegouwen en levert enkele belangrijke indicaties op over de specifieke rol daarin van onder meer grafelijke leenmannen of hommes de fief. Gezien de waarde van dit handschrift dringt zich een kritische teksteditie op om de inhoud ervan toegankelijker te maken. Aan die nood wil deze bijdrage in de eerste plaats tegemoetkomen, maar inleidend beoogt ze evenzeer om (1) dieper in te gaan op de feiten die reeds gekend zijn; (2) alternatieven te formuleren om eertijdse interpretaties te nuanceren; (3) een aanzet te geven tot bijkomend onderzoek om hiaten op te vullen.
Falco Van der Schueren (geboren op 8 mei 1992) behaalde een professionele bachelor in het secundair onderwijs aan de Arteveldehogeschool in 2016 en een master in de geschiedenis aan de Universiteit Gent in 2019. Voor zijn scriptie ‘Ars notariatus Hanoniensis: openbare notarissen en hommes de fief in de organisatie van vrijwillige rechtspraak binnen laatmiddeleeuws Henegouwen (1345-1467)’ ontving hij de André Schaepdrijverprijs. Na zijn studies ging hij aan de slag als freelance onderzoeker. Momenteel werkt hij aan het proefschrift ‘Gedeeld belang of onderlinge wedijver? De organisatie van vrijwillige rechtspraak in de Zuidelijke Lage Landen tijdens de late middeleeuwen (1278-1433)’, waarvoor het Bijzonder Onderzoeksfonds van de Universiteit Gent hem een doctoraatsmandaat toekende.
Samenvatting – De juridificering en de toenemende verschriftelijking van het Bourgondische bestuur tekenden, samen met een hoofse cultuur, de contouren van de Bourgondische diplomatie. De professionalisering van het diplomatieke bedrijf ten tijde van hertog Jan zonder Vrees (1404-1419) werkte de specialisatie en formalisering van diplomatieke documenten in de hand. Deze bijdrage biedt een waaier van de meest gebruikte types van diplomatieke documenten: de geloofsbrieven, de volmachtbrieven, de (toonbare en niet-toonbare) instructiebrieven en de vrijgeleidebrieven.
Christian De Borchgrave (°1966), doctor in de geschiedenis, is eerste adviseur bij de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers en vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan het Ruusbroecgenootschap (Universiteit Antwerpen). Hij publiceerde boeken en artikels over de diplomatie onder de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees en over de geschiedenis van de katholieke kerk in Vlaanderen tijdens het interbellum.
Bert Verwerft (°1985), licentiaat in de geschiedenis, werkt als erfgoeddeskundige bij de gemeente Beveren. Hij is coredacteur van het tijdschrift Het Land van Beveren en als vrijwillig wetenschappelijk medewerker verbonden aan de vakgroep Geschiedenis van de Universiteit Gent. Zijn wetenschappelijke interesses bevinden zich op het snijvlak van sociale en politieke geschiedenis, met bijzondere aandacht voor de laatmiddeleeuwse oorlogvoering en voor de sociogenese van de adel in de Bourgondische periode.
Samenvatting - Tijdens de middeleeuwen en de nieuwe tijd wordt de economie ernstig verstoord door oorlogen, die de normale werking van de instellingen soms zelfs helemaal lamleggen. Toch reageren die instellingen vrij snel: ze herstellen hun greep op de samenleving door de invoering van complexe administratieve procedures. Onderhavig artikel stelt twee enquêtes voor die werden uitgevoerd door de Rekenkamer van Rijsel in 1486 en 1495, de eerste op vraag van de pachter van het grafelijk domein van Ninove, de tweede op vraag van de ontvanger van het “Extraordinaire” van het graafschap Vlaanderen. Het onderzoek van Ninove bevat waardevolle gegevens over de impact van oorlog op demografie, arbeidskracht en landbouw. Het toont aan dat een paar maanden militaire operaties volstaan om de opbrengst van een volledige driejaarlijkse productiecyclus met een derde of de helft te verminderen. De informatie opgevraagd door de ontvanger van het “Extraordinaire” van het graafschap Vlaanderen, van haar kant, toont de obstakels die een officier van de prins moest overwinnen bij de uitvoering van zijn taken. Beide documenten illustreren het belang van routine in de ontwikkeling van de staat: het discours van “administratieve rationaliteit” van de Rekenkamers bereikte zijn doel niet door de efficiëntie van de controleprocedures, maar door hun herhaling.Amable Sablon Du Corail, voormalig student van de Ecole nationale des Chartes, is hoofdconservator erfgoed bij de Archives nationales (Frankrijk), waar hij de afdeling Middeleeuwen en Ancien Régime leidt. Het grootste deel van zijn onderzoek heeft betrekking op de politieke, financiële en militaire geschiedenis van het einde van de middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd, in Frankrijk en Bourgogne. Onlangs publiceerde hij La guerre, le prince et ses sujets. Les finances des Pays-Bas bourguignons sous Marie de Bourgogne et Maximilien d’Autriche (1477-1493) bij Brepols (2019).
La politique polonaise à la lumière des rapports diplomatiques belges (1939-1945), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 493 p. (isbn 978-2-87044-021-6). Prijs : 32 € (Documenten betreffende het internationaal statuut van België sedert 1830, J2).
De auteur
Józef Łaptos is een Pools historicus. Hij behaalde zijn doctoraat aan Jagelloonse Universiteit van Krakow (1974) en doorliep daarna alle stadia van de academische loopbaan aan de Pedagogische Universiteit van Krakow. Bovendien was hij visiting professor aan de Sorbonne (2001), de université van Aix-Marseille (2002-2004), de École normale supérieure de Paris (2005) en de Université libre de Bruxelles (2007). Zijn belangrijkste onderzoeksdomeinen zijn diplomatieke geschiedenis, de geschiedenis van België, de Europese integratie en de humanitaire hulp. Zijn belangrijkste publicaties zijn: Dyplomaci II Rzeczypospolitej w świetle raportów Quai d’Orsay (1993) [De diplomaten van de Tweede Pools Republiek in het licht van de rapporten van de Quai d’Orsay], Historia Belgii (1995) [Geschiedenis van België]; Historia małych państw (ed., 2002) [Geschiedenis van de kleine staten]; met M. Misztal, American Debates on Central European Union 1942-1944 (2002); Belgia (2010) [België]; Europa marzycieli (1940-1956) (2012) [Het Europa van de dromers]; Humanitaryzm i polityka. Pomoc UNRRA dla Polski (1943-1947) (2018) [Humanitarisme en politiek. De hulp van de UNRRA aan Polen]. Hij werd benoemd tot Officier van de Leopoldsorde in 2007.
Samenvatting
De publicaties van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis handelen doorgaans over het Belgische veiligheidsbeleid en de buitenlandse politiek. Dit volume focust echter op de Belgische diplomatie vanuit Europees perspectief. Enkele Belgische en Poolse historici namen immers het initiatief om de Belgische diplomatieke documenten te verzamelen die betrekking hebben op de Poolse inspanningen tijdens de Tweede Wereldoorlog om de onafhankelijkheid van hun land te herstellen, dat onder de voet was gelopen door de Duitsers en de Sovjets. Het resultaat, bestaande uit 275 geannoteerde archiefstukken, stelt de lezer in staat om de Belgische reacties te volgen ten aanzien van de weerstand, de gewapende strijd en de diplomatieke initiatieven van de Polen, met inbegrip van het voorstel om een Centraal-Europese federatie op te richten, een idee waarvoor een mooie toekomst scheen weggelegd. De houding ten opzichte van de Poolse ontgoocheling veroorzaakt door de Britse en Amerikaanse toegevingen aan de Sovjet-Unie en van het catastrofale eindresultaat – de sovjetisering van Polen – is bijzonder revelerend: ze toont de politieke, intellectuele zelfs emotionele context waarin de Belgische kringen in ballingschap leefden, alsook de bronnen van de pro-Atlantische houding van België en zijn onvermoeibare inzet voor supranationale hergroeperingen.
De rekeningen van de stad Brugge (1280-1319). Tweede deel (1302-1319), derde stuk, uitgegeven door C. Wyffels †, met de medewerking van A. Vandewalle. Indices door Katrien Vandewoude, met de medewerking van Maurice Vandermaesen en Stijn Meersseman, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2020, 338 p., isbn 978-2-87044-018-6 (verzameling in-4°, A62). Prijs: 40 €.
Bans et édits pour la ville de Tournai en temps de peste (1349-1351) – Les transcriptions retrouvées de Frédéric Hennebert, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 211 p. (reeks groot in-8°, C29). Prijs: 23 € (isbn 978-2-87044-019-3)
Samenvatting - De ontdekking in de handschriftencollectie van de Gentse universiteitsbibliotheek van transcripties van de hand van Frédéric Hennebert (1837-1873) stadsarchivaris van Doornik, heeft toegelaten om de eerste dertig pagina’s van het register van de stedelijke verordening van de Doornikse stadsmagistraat voor de jaren 1349-1351 te reconstitueren. Het originele document ging verloren in het bombardement van Doornik in mei 1940. Het werpt een licht op de quasi dagelijkse wetgevende activiteit van de stadsmagistraat die geconfronteerd werd met een veelzijdige crisis gedomineerd door de uitbraak van de Zwarte Dood in de zomer van 1349.
Claire Billen (°1947). Historica, emerita professor van de ULB (Université Libre de Bruxelles, onderzoeksgroep SociAMM) waar ze de sociale en economische geschiedenis van de Middeleeuwen, vergelijkende stadsgeschiedenis en ecologische geschiedenis heeft gedoceerd. Ze heeft ook diverse interdisciplinaire onderzoeksgroepen die actief waren in de context van het “Instituut voor het beheer van de natuurlijke omgeving en van de ruimtelijke planning “ (IGEAT) van de ULB mee gestalte gegeven.
Marc Boone (Gent, 1955) gewoon hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de UGent, waar hij in 1987 doctoreerde, decaan van de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van 2012 tot 2018. Gastprofessor aan de Université de Bourgogne (Dijon), Paris IV, aan de École des Hautes Études en Sciences sociales (Parijs) en aan de Università degli Studi di Milano, titularis van de binnenlandse Francqui leerstoel aan de ULB. Lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) en van de Academia Europeae. Voorzitter van het comité Pro Civitate (Rasab) en van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Onderzoeksdomeinen: stadsgeschiedenis, politieke en sociaal-economische geschiedenis van de late middeleeuwen, Bourgondisch geschiedenis.
Mémoires des campagnes de Jean Gheerbrant, maréchal des logis-chef au Xe régiment de hussards (1798-1808), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2021, 259 p. (reeks groot in-8°, C30). Prijs: 25 € (ISBN 978-2-87044-020-9)
Samenvatting - De jonge Vlaming Jean Gheerbrant verlaat zijn geboortedorp in 1798 en is opgeroepen in de legers van de Republiek. Hij brengt een jaar door in de achtervolging van de Normandische chouans. Gebelgd door de onophoudelijke marsen, deserteert hij en vervoegt hij de 10e Huzaren. Hij reist dan doorheen Frankrijk, Noord-Italië en een deel van Spanje, zonder te moeten vechten. Vervolgens verblijft hij in het kamp van Boulogne. In september 1805 vertrekt hij met het leger naar Duitsland. Tijdens de eerste slag bij Wertingen maakt Gheerbrant zich meester een Oostenrijks kanon, hetgeen hem het Legioen van Eer oplevert. Hij komt terecht in Ulm, en trekt later Wenen binnen. Hij wordt aide de camp van Murat, maar vraagt algauw om zich opnieuw bij zijn regiment aan te sluiten. Hij onderscheidt zich in de verdediging van de stad Wischau en woont de slag van Austerlitz bij. Na de afsluiting van de vrede, is hij gelegerd in Duitsland. In 1806 flakkert de oorlog weer op. In Jena bemachtigt Gheerbrant een Pruisische vlag. Hij neemt deel aan tal van gevechten. Na zijn eervol ontslag uit het leger in 1808, keert hij terug naar Wakken waar hij het bedrijf van zijn vader overneemt. Hij wordt burgemeester van die gemeente in 1821 en sterft in 1871.
René et Bernard Wilkin, vader en zoon, studeerden beiden geschiedenis aan de Universiteit van Luik. Bernard is ook gepromoveerd aan de Universiteit van Sheffield (UK). Na een carrière in het onderwijs wijdde René zich aan de studie van de numismatiek en aan het onderzoek naar de Franse periode in het departement Ourthe. Bernard werkt vandaag als senior archivaris in het Rijksarchief in Luik. Ze werken regelmatig samen en hebben samen drie boeken gepubliceerd: Fighting for Napoleon, Fighting the British en Lettres de Grognards, La Grande armée en campagne, evenals verschillende historische artikelen in de Britse tijdschriftenpers.
Christian Remy werd geboren in Mechelen in 1939. Hij bracht zijn hele jeugd door in Bukavu, Congo. Afgestudeerd als Burgerlijk Ingenieur in 1963 (UILv) werkte hij tot eind 2014 in het domein van de Burgelijke Bouwkunde. De moeder van zijn vrouw, een afstammeling van Jean Gheerbrant in de vierde generatie, had het origineel van zijn Mémoires in haar bezit, waarvan ze de transcriptie aanving, transcriptie die hij na haar overlijden voltooide.
Samenvatting - Dit artikel beoogt de publicatie en de studie van een weinig bekende correspondentie tussen de domkapittels van Keulen en Luik betreffende de toepassing van de Pax Dei gedateerd 1128-1137. Deze briefwisseling levert ook vroege informatie op over het doordringen van het ‘geleerde recht’ (d.i. het Romeinse recht en het kerkelijk recht in tegenstelling tot het gewoonterecht) in het Maasland in de eerste helft van de 12de eeuw.
Jean-Louis Kupper is corresponderend lid van het Institut de France, lid van de Académie royale de Belgique en emeritus gewoon hoogleraar van de Université de Liège. Hij is tevens adjunct-secretaris-penningmeester van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis.
Julien Maquet is conservator van de Schatkamer van de kathedraal Luik en deeltijds hoogleraar aan de Université de Liège. Hij is tevens secretaris van de Koninklijke Commissie voor de uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België.
Samenvatting - Simon Borluut behoorde tot een gevestigd patriciërs geslacht in zijn geboortestad Gent, waar hij verschillende vooraanstaande politieke mandaten heeft waargenomen. In dit private financiële document gunt hij een blik in de besteding van zijn persoonlijke financiën en als dusdanig biedt de bron een inkijk in het bestedingspatroon van een welstellend Gentenaar uit het midden van de vijftiende eeuw. Het document biedt een aanvulling op de gekende gegevens inzake prijzen en lonen. Simon Borluut was het hoofd van een talrijk huishouden waarin vele diverse dienaren actief waren. Naast de evidente dagelijkse uitgaven voor voeding, kledij en levensonderhoud, vallen de vele investeringen in religieuze activiteiten en voor het onderhouden van de familiale memoria en van het familiale netwerk op. De grote politiek blijft dan weer heel discreet op de achtergrond, niettegenstaande de rol die Simon Borluut vervulde en de onvermijdelijke weerslag van de oorlog die de stad Gent tot in 1453 uitvocht met haar landsheer, hertog Filips de Goede van Bourgondië.
Marc Boone (Gent, 1955) gewoon hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de UGent, waar hij in 1987 doctoreerde, decaan van de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van 2012 tot 2018. Gastprofessor aan de Université de Bourgogne (Dijon), Paris IV, aan de École des Hautes Études en Sciences sociales (Parijs) en aan de Università degli Studi di Milano, titularis van de binnenlandse Francqui leerstoel aan de ULB. Lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) en van de Academia Europeae. Voorzitter van het comité Pro Civitate (Rasab) en van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Onderzoeksdomeinen: stadsgeschiedenis, politieke en sociaal-economische geschiedenis van de late middeleeuwen, Bourgondisch geschiedenis.
Samenvatting - Tijdens de bombardementen van 1914 verdween het overgrote deel van de middeleeuwse archieven van Ieper en daarmee de belangrijke collectie van chirografen. Deze zijn echter niet volledig verloren voor de historicus, aangezien sommigen getranscribeerd of geanalyseerd werden voordat ze werden vernietigd. Het grote aantal schuldbekentenissen in deze twee vormen maakt het onder meer mogelijk om het kredietnetwerk van de Vlaamse stad in de XIIIde eeuw te bestuderen. Met dit in het achterhoofd hebben we alle edities en samenvattingen die vandaag beschikbaar zijn verzameld en hebben we alle verzamelde informatie in de Diplomata Belgica-databank ingevoerd. Dit artikel begeleidt deze integratie en geeft een beschrijving van het resulterende corpus van handelingen.
Sébastien de Valeriola, geboren in 1984, heeft een licentie in de wiskunde, een doctoraat in de wetenschappen, een master in de actuariële wetenschappen en een master in de geschiedenis. Hij is docent aan de ICHEC Brussels Management School en doctorandus in middeleeuwse geschiedenis aan de Université catholique de Louvain en de Universiteit Gent (in copromotie). Zijn historisch werk is toegespitst op wanbetalingsrisicobeheer in Vlaanderen en Noord-Frankrijk in de XIIIde en XIVde eeuwen.
Samenvatting - Deze bijdrage geeft veertien vijftiende-eeuwse huurovereenkomsten van Leuvense badhuizen en bordelen uit. Dergelijke contracten zijn heel nuttig voor historici, want ze bieden een unieke inkijk in de rijke materiële cultuur en de geschiedenis van de middeleeuwse badhuizen ('stoven' genaamd). Sommige van die huizen waren ook bordelen, waar prostituees hun diensten aanboden. Prostitutie wordt door historici nog te vaak als een marginaal fenomeen beschouwd, maar deze contracten tonen aan dat althans eigenaars en uitba(a)t(st)ers van bordelen niet aan de rand van de maatschappij leefden. De uitgave van deze contracten is bovendien ook gewettigd omdat ze tot de amper ontgonnen bron van de schepenregisters behoren. Dat zijn bronnenreeksen die talloze akten van vrijwillige rechtspraak van stedelingen bevatten, maar wegens hun ontoegankelijkheid amper door historici geconsulteerd worden. Deze uitgave vormt dan ook een eerste aanzet om de Leuvense registers te ontsluiten, en door middel van een focus op één soort document uit deze bron aan te tonen dat historici nog een goudmijn ter hunner beschikking hebben om het middeleeuwse stadsleven te bestuderen, en de geschiedenis van stoven en hun materiële cultuur in het bijzonder.
Jelle Haemers (1980) doceert sociale en politieke geschiedenis van de middeleeuwen aan de KU Leuven. Hij is nauw betrokken bij het interuniversitaire onderzoek naar de stedelijke samenleving in de Lage Landen, en publiceerde
talrijke artikels en boeken over de laatmiddeleeuwse geschiedenis. Momenteel focust zijn onderzoek op politieke conflicten in de steden van laatmiddeleeuws Vlaanderen en Brabant, en de gendergeschiedenis van Europese steden. Hij publiceerde onder meer (met Andrea Bardyn en Chanelle Delameillieure) Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad (Antwerpen, Vrijdag, 2019).
Samenvatting - Guillaume Des Marez en Hanns Schlitter waren allebei historicus, hoogleraar in het hoger onderwijs en archivaris – de ene in Brussel, de andere in Wenen. Ze onderhielden een belangrijke briefwisseling tijdens het eerste decennium van de 20ste eeuw. Ze bestaat uit 83 documenten in het Frans en het Duits die hier kritisch worden uitgegeven. Die briefwisseling levert ons niet alleen kostbare biografische informatie over de twee geleerden; ze werpt ook een interessant licht op hun wetenschappelijke activiteiten en op hun professionele en private netwerken. Zo tonen die brieven de mutaties die de archivistiek en het historisch onderzoek meemaakten tijdens de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw, zowel op methodologisch als op internationaal vlak. Tenslotte bevatten die brieven verrassende informatie over de houding van Des Marez en van Schlitter ten aanzien van de politieke en sociale actualiteit, maar vooral ook over hun betrekkingen met de vrijmetselarij.
Leopold Auer werd geboren te Wenen in 1944. Van 1962 tot 1968 studeerde hij aan de universiteit van Wenen (geschiedenis en klassieke filologie) en aan het Instituut voor Oostenrijks Historisch Onderzoek (Oostenrijkse geschiedenis, hulpwetenschappen, kunst- en rechtsgeschiedenis. Hij behaalde de doctorstitel in 1968. Nadien werd hij lid van het Oostenrijkse Instituut en archivist aan het Haus-, Hof- und Staatsarchiv (directeur van 1999 tot 2008). In 1970 volgde hij de postgraduaatsopleiding van de Stage technique international d’archives in Parijs. Tussen 1984 en 2000 was hij lid van de leidende instanties van de Internationale Archiefraad (International Council on Archives – ICA) en van het redactiecomité van Archivum. In 2004 werd hij erelid van ICA. Vanaf 1988 is hij ook erehoogleraar aan de universiteit van Wenen. Tussen 2007 en 2013 was hij tevens lid van de Commissie voor Oostenrijkse rechtsgeschiedenis van de Oostenrijkse Academie voor Wetenschappen. Zijn belangrijkste onderzoeksgebieden zijn de internationale betrekkingen tijdens de moderne tijden, de geschiedenis van Heilig Roomse Rijk en de historische hulpwetenschappen. De laatste vijftien jaar bestudeerde hij vooral de Spaanse Successieoorlog en het rechtssysteem van het Heilig Rooms Rijk.
André Vanrie werd geboren in 1940. Hij behaalde een licentiaatsdiploma in de Letteren en Wijsbegeerte aan de Université libre de Bruxelles (afdelingen Geschiedenis, Kunstgeschiedenis en archeologie, Oosterse filologie en geschiedenis). Vervolgens volbracht hij zijn volledige loopbaan in het Algemeen Rijskarchief, vanaf het examen als kandidaat-archivaris in 1962 tot de functie van dd. departementshoofd voor Wallonië in 2003. Hij ging met pensioen in 2005. Hij was ook conservator van de Stedelijke Musea van Brussel (1975-1977) en (achtereenvolgens) secretaris, penningmeester (met de functie van hoofdredacteur) en erepenningmeester van het tijdschrift Archives et Bibliothèques de Belgique – Archief- en Bibliotheekwezen in België (1974-2013). Hij was ook secretaris-generaal van de Société royale d’Archéologie de Bruxelles (1977-2013) en hoofdredacteur van Cahiers bruxellois – Brusselse Cahiers (2006-2019) alsook van Archivum, het tijdschrift van de Internationale Archiefraad (1986-2000), waarvan hij ook erelid werd.
Dagboek van twee reizen in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi (1957 en 1959), Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2019, 135 p. (reeks groot in-8°, C28). 17 €, isbn 978-2-87044-017-9
Samenvatting - Met de kritische uitgave van de reisdagboeken van Gerard Philips wordt een unieke historische bron beschikbaar voor het publiek. Philips’ dagboeken getuigen van de complexe verhoudingen in het dagelijks leven in Belgisch Congo en Ruanda-Urundi aan de vooravond van de Congolese onafhankelijkheid. De auteur was tegelijkertijd senator, academicus en priester, waardoor zijn reisverslag een unieke inkijk biedt in de samenhang tussen de politieke, universitaire en kerkelijke milieus in het koloniale tijdperk, een eerder zeldzaam gegeven in de bestaande literatuur. Bovendien beslaan deze dagboeken het verhaal van twee reizen, in 1957 en in 1959, waardoor de lezer van nabij de omslag in de Belgische koloniale politiek als gevolg van de beleidswissel van de liberaal-socialistische regering Van Acker IV naar het kabinet Eyskens III kan volgen en de stroomversnelling van de Congolese emancipatiestrijd in de late jaren 1950 tastbaar wordt. De uitgevers bieden een omstandige historische inleiding, en maakten bij hun annotering van de bron gebruik van onuitgegeven materiaal uit een groot aantal archiefcollecties.
Karim Schelkens (Lier, 1977) is voltijds hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg en gastprofessor aan de KU Leuven, waar hij in 2007 promoveerde. Hij verricht onderzoek naar de geschiedenis van de oecumenische beweging en het domein van de academische biografie. Schelkens publiceerde als religiehistoricus uitgebreid over het Tweede Vaticaans concilie en over hervormingsbewegingen in het moderne Europese katholicisme. Hij bracht als auteur of editor een twintigtal academische boeken uit, waaronder ook een kritisch geannoteerde editie van de conciliedagboeken van Gerard Philips.
Dirk Claes (Lommel, 1966) studeerde theologie (geschiedenis van Kerk en theologie) en geschiedenis (mediëvistiek) aan de KU Leuven, waar hij in 2004 promoveerde op een onderzoek naar de Leuvense theologische faculteit in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij was als onderzoeker werkzaam aan de RU Groningen en de KU Leuven, en publiceerde over faculteitsgeschiedenis, religiehistorische onderwerpen uit de negentiende en twintigste eeuw, en laatmiddeleeuwse encyclopedische juridische teksten. Hij is beleidsmedewerker bij het Aartsbisdom Mechelen-Brussel.
Fragments de guerre – Oorlogsfragmenten 1914-1918. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 184, 2018, 406 p.
Samenvatting - Deze studie betreft de publicatie van het oorlogsdagboek (1914-1918) van Maurice Dartevelle (1890-1974). Als jonge onderluitenant der artillerie werd hij op 30 mei 1914 in het fort van Andoy gekazerneerd, een fort dat voor de verdediging van de vesting Namen moest instaan. Hij beschrijft zijn leven en de sfeer die heerste tussen 4 en 24 augustus 1914, dag waarop het fort zich na een intens bombardement moest overgeven en waarop hij werd gevangen genomen. De tekst wordt vooraf gegaan door een inleiding die het leven en de loopbaan van de auteur schetst.
Pierre Lierneux (1965), doctor in geschiedenis (Université catholique de Louvain), gespecialiseerd in militaire geschiedenis aan de Koninklijke Militaire School, aanvankelijk collectiebeheerder in het Koninklijk Legermuseum, later diensthoofd Musicologie-Tentoonstelligen van de wetenschappelijke instelling. Lid van de Koninklijke Academie voor Oudheidkunde van België.
Jean-Louis Van Belle (1942), doctor in de geschiedenis, was vooral geïnteresseerd in de steenindustrie onder het Ancien Régime. In deze context richtte hij in 1974 het International Glyptographic Research Centre (CIRG) dat gewijd is aan de studie van steenmerken. Sinds 1979 heeft hij twintig internationale symposia georganiseerd in heel Europa over de bijdrage van deze tekens aan de studie van de archeologie van gebouwen. Hij is tevens de auteur van talloze publicaties over deze onderwerpen.
Samenvatting - In de herfst van 1916 neemt Belgisch soldaat Gabriel Vercken contact op met Joseph de Dorlodot, hoofd van de “Dienst van de Briefwisseling en Documentatie” in Folkestone. Hij meldt hoe hij als inwoner van Verviers van zeer nabij de gebeurtenissen tijdens de eerste oorlogsdagen in de stad en haar omgeving meemaakte en neemt zich voor om er een relaas van te doen. De publicatie van deze onuitgegeven en handgeschreven bron beantwoordt aan drie hoofddoelen. Eerst en vooral levert de – weliswaar onafgewerkte – tekst van Gabriel Vercken een zeer nauwkeurige berichtgeving over de gebeurtenissen tijdens de eerste oorlogsdagen en vormt hij achteraf gezien een onmiskenbare bijdrage tot reeds gepubliceerde getuigenissen. Het verslag bevestigt niet alleen diverse feiten die al gekend zijn onder specialisten, maar bevat ook nieuwe gegevens over de psychose van de vrijschutters en de wandaden begaan door de 14de Duitse infanteriebrigade in de regio van Verviers (Verviers, Battice, Fécher, Herve, Micheroux, Soiron en Soumagne). Daarnaast is het belangrijk om de aandacht te vestigen op de talloze andere handschriften over de gebeurtenissen in de Belgische gemeenten tijdens de eerste maanden van de inval, die zich ook in het Archief van “Dienst van de briefwisseling en documentatie” bevinden en waarvan de omvang en waarde vergelijkbaar zijn met de tekst van Gabriel Vercken. Tenslotte moeten de precieze aard en de enorme waaier van activiteiten ontplooid door de “Dienst van de Briefwisseling en Documentatie” nog worden belicht: Joseph de Dorlodot was de oprichter van een wijdvertakt orgaan dat tot op heden door niemand in kaart is gebracht.
Pierre-Alain Tallier is waarnemend hoofd van het Departement « Brussel » en hoofd van de afdeling « Hedendaagse Archieven » binnen het Rijksarchief. Hij is doctor in de geschiedenis aan de l’Université libre de Bruxelles (ULB) en auteur van verschillende publicaties met betrekking tot de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en de archieven die deze periode documenteren. Hij leidde onder andere het onderzoeksproject van wetenschapsbeleid rond het Archievenoverzicht betreffende de Eerste Wereldoorlog in België : Hans Vanden Bosch, Michaël Amara & Vanessa D’Hooghe, sous la direction de / onder leiding van Pierre-Alain Tallier, Guide des sources de la Première Guerre mondiale en Belgique – Archievenoverzicht betreffende de Eerste Wereldoorlog in België, Brussel, AR, 2010, 1057 p.
Samenvatting - Pierre Pirenne (1895-1914) was één van de vier zonen van historicus Henri Pirenne en zijn echtgenote Jenny Vanderhaeghen. Hij engageerde zich als oorlogsvrijwilliger op de leeftijd van negentien jaar en sneuvelde al na enkele maanden. (Het bewaarde deel van) zijn oorlogsdagboek beslaat enkel de eerste oorlogsweken, maar is daarom niet minder beklijvend. Het schetst een beeld van een jongeman die vastberaden is om ten strijde te trekken – niet enkel tegen de Duitse vijand, maar ook tegen zijn imago van fils à papa.
Sarah Keymeulen promoveerde in 2017 aan de Universiteit Gent met een proefschrift over Henri Pirenne: Het fenomeen Pirenne. De geschiedenis van een reputatie. Eerder publiceerde ze, samen met Jo Tollebeek, ook al een synthese over leven en werk van de beroemde historicus: Henri Pirenne, Historian: A Life in Pictures (Leuven, 2011).
Samenvatting - Jules Wellens (1853-1932) wordt in 1913 benoemd tot voorzitter van het Krijgshof, het hoogste rechtsorgaan van het Belgisch militair gerecht. Een jaar later schudt het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn levensloop helemaal door elkaar. In het zog van het leger op terugtocht begint de magistraat vanaf de eerste oorlogsdagen een dagboek te schrijven waarvan een kopie wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Gedurende meer dan drie jaar beschrijft hij zijn dagelijks leven, getekend door het lijden van een man gescheiden van zijn geliefden en door zijn strijd om de militaire rechtsgang te verbeteren. Ondanks voortdurende conflicten met de Auditeur-generaal en een deel van de legerleiding slaagt Wellens erin om de werking van de Belgische militaire justitie bij te schaven. Het maakt de passages van deze uitzonderlijke getuigenis alleen maar interessanter : ze belichten het ten onrechte vergeten gevecht van een moedig magistraat.
Michaël Amara is doctor in de hedendaagse geschiedenis (Université libre de Bruxelles) en gespecialiseerd in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Hij is momenteel hoofd van de “Dienst Hedendaagse Archieven” op het Algemeen Rijksarchief (Rijksarchief).
Arnaud Charon is doctorandus in de hedendaagse geschiedenis in het Belgisch Rijksarchief (Algemeen Rijksarchief) en aan de Université libre de Bruxelles. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van de deportaties van de Belgische bevolking tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Samenvatting - Jules Wellens (1853-1932) wordt in 1913 benoemd tot voorzitter van het Krijgshof, het hoogste rechtsorgaan van het Belgisch militair gerecht. Een jaar later schudt het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn levensloop helemaal door elkaar. In het zog van het leger op terugtocht begint de magistraat vanaf de eerste oorlogsdagen een dagboek te schrijven waarvan een kopie wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Gedurende meer dan drie jaar beschrijft hij zijn dagelijks leven, getekend door het lijden van een man gescheiden van zijn geliefden en door zijn strijd om de militaire rechtsgang te verbeteren. Ondanks voortdurende conflicten met de Auditeur-generaal en een deel van de legerleiding slaagt Wellens erin om de werking van de Belgische militaire justitie bij te schaven. Het maakt de passages van deze uitzonderlijke getuigenis alleen maar interessanter : ze belichten het ten onrechte vergeten gevecht van een moedig magistraat.
Birger Stichelbaut (°1982) is sterk geïnteresseerd in archeologische prospectiemethodes, archeologische luchtfotografie, conflictarcheologie en het gebruik van geografische informatiesystemen. In 2009 behaalde hij de graad van doctor in de Archeologie met de dissertatie ‘World War One Aerial photographs : an Archaeological Perspective‘, onderzoek dat gefinancierd werd als FWO-Aspirant (2005-2009). Momenteel is hij verbonden als postdoc-onderzoeker aan de Vakgroep Archeologie (UGent) en coördineert hij het Centrum voor Historische en Archeologische Luchtfotografie (CHAL) dat een samenwerking is tussen het In Flanders Fields Museum, de Provincie West-Vlaanderen en de Vakgroep Archeologie UGent.
Samenvatting - De publicatie van deze correspondentie maakt een beter begrip mogelijk van de propaganda die België voerde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door die propaganda wou het land ingaan tegen de beeldvorming als zou België voor 1914 pro-Duits zijn geweest. Deze reeks van veertien brieven, geschreven in 1915 en 1916, alsook een retrospectief memorandum van 1919, werpen nieuw licht op de strategieën die werden ontwikkeld door het officiële België in ballingschap (Paul Hymans, Eugène Beyens en Georges Lorand) om ‘s lands internationale imago te verbeteren.
Vincent Genin (°1989) is doctor in de Geschiedenis en assistant aan de Universiteit Luik. Het is de auteur van verschillende publicaties over de geschiedenis van de internationale betrekkingen en heeft in januari 2017 een doctoraatsverhandeling verdedigd met als titel : Un « Laboratoire belge » du droit international ? Réseaux internationaux, expériences et mémoires de guerres des juristes belges (1869-1940) (2 vol., 748 p.). Contact : V.Genin@ulg.ac.be
Samenvatting - Op 8 oktober 1915 organiseerden de Duitse bezettingsautoriteiten in Brussel een conferentie over de strijd tegen geslachtsziekten in het bezette land. Deze bijeenkomst vloeide voort uit bezorgdheden die dateerden uit de 19e eeuw, maar die versterkt werden door de massale mobilisatie in een langdurige oorlog. Het onderwerp van conferentie ging zowel de bezetters als de bezette bevolking aan, en zowel vrouwen als mannen, maar toch werden de organisatie en de deelname gemonopoliseerd door de bezettende overheid en door mannen. De voorstelling van de genomen maatregelen en van hun resultaten kaderde in een uitgesproken neoreglementaristisch perspectief, maar liet toch ruimte voor een echt debat rond kwesties zoals de verplichting tot openbaarmaking, het besmettingsmisdrijf of het gebruik van bezette landen als laboratorium voor experimenten die nadien konden worden toegepast in Duitsland.
Emmanuel Debruyne (°1975) is hoogleraar aan de Université catholique de Louvain (UCL), waar hij sinds 2007 hedendaagse geschiedenis doceert. Zijn onderzoek, dat in 2014-2015 ondersteund werd door een residentie aan het Paris Institute for Advanced Study, focust op de militaire bezettingen van de twee wereldoorlogen. Als onderzoeker bij het Cegesoma van 1999 tot 2007 heeft hij meegewerkt aan het onderzoek over de houding van de Belgische autoriteiten tegenover de Jodenvervolging. Bijgevolg is hij een van de coauteurs van Gewillig België (Meulenhoff/Manteau, 2007). Zijn doctoraal proefschrift over de Belgische inlichtingennetwerken tijdens de Tweede Wereldoorlog, verdedigd in 2006, werd gepubliceerd onder de titel La guerre secrète des espions belges (Racine, 2008). Verscheidene van zijn publicaties hebben ook betrekking op de bezetting van 14-18: ze behandelen aspecten als de herinnering, de intieme relaties tussen bezetters en bezette vrouwen, het verzet en de repressie (zoals in Je serai fusillé demain [Racine, 2011] geschreven samen met Laurence van Ypersele). Zijn recentste boek, “Femmes à Boches”. Occupation du corps féminin dans la France et la Belgique de la Grande Guerre (Parijs, Les Belles Lettres, 2018), onderzoekt het vraagstuk van de seksuele betrekkingen tussen bezetters en bezette bevolking tijdens de Eerste Wereldoorlog. Recentelijk bestudeert hij de kwestie van het faillissement en zijn impact op het individu gedurende de 19e eeuw.
Samenvatting - De processen-verbaal van de maandelijkse conferenties die gehouden werden in de Brusselse school nr. 10, en die bewaard bleven voor de periode van de Eerste Wereldoorlog, onder de Duitse bezetting, getuigen van de inzet van de schooldirecteur Nicolas Smelten en zijn collega’s-leerkrachten om kwaliteitsvol onderwijs te handhaven, ondanks de moeilijke omstandigheden. De pedagogische vraagstukken komen regelmatig aan bod, net zoals tuchtproblemen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het welzijn, aan de gezondheid en aan de ontspanning van de kinderen, aangezien de oorlog voortduurt en tal van ontberingen meebrengt.
Jean Houssiau, historicus van vorming, was vroeger verbonden als archivaris aan het Algemeen Rijksarchief en aan het Stadsarchief van Brussel. Momenteel is hij belast met de uitwerking en de uitvoering van de transversale geschiedenisprojecten van het Openbaar onderwijs van de Stad Brussel. Zijn publicaties hebben betrekking op stadsgeschiedenis in het algemeen en op de geschiedenis van het stedelijk onderwijs in het bijzonder.
Christian Vreugde, historicus van vorming, is verbonden aan het Stadsarchief van Brussel, waar hij het grootste gedeelte van de archiefbestanden over het openbaar onderwijs en de gemeentelijke onderwijsinrichtingen heeft geïnventariseerd. Zijn publicaties hebben onder meer betrekking op de geschiedenis van het onderwijs.
Samenvatting - Deze studie publiceert de processen-verbaal van de Raad van Bestuur van de NV « Verreries de Jumet » (glasblazerijen van Jumet) tussen 15 mei 1915 en 26 oktober 1918. Ze levert een bijdrage tot de economische en industriële geschiedenis tijdens de Eeerste Wereldoorlog in België en bewijst dat vele industriëlen een politiek « van het minste kwaad » voerden, ondanks het gangbare cliché dat de ondergang van de Belgische industrie benadrukt.
Catherine Thomas is doctor in de Geschiedenis, Kunstgeschiedenis en Archeologie van de Université catholique de Louvain. Haar proefschrift handelde over de hoge ambtenaren van het centrale bewind van de Zuidelijke Nederlanden tijdens het Spaanse regime (1598-1700). Momenteel is ze conservator van het Musée du Verre van Charleroi, waar ze zich onder meer toelegt op de studie van de Art nouveau- en Art déco-glasramen in de openbare ruimte en van de houding van de glasindustrie tijdens de Eerste Wereldoorlog.
El ceremonial en la Corte de Bruselas del siglo XVII. Los manuscritos de Francisco Alonso Lozano, Bruxelles, Commission royale d'Histoire, 2018, 271 p. (Collection grand in-8°, C27). ISBN 978-2-87044-016-2
Samenvatting - Na hun incorporatie bij de Spaanse monarchie werden de Nederlanden bestuurd door gouverneurs-generaal die er een eigen hofhouding op nahielden. Deze situatie veranderde wanneer in het midden van de zeventiende eeuw hovelingen niet meer aan de hofhouding van de ene of de andere gouverneur werden toegewezen, maar aan het Koninklijk Hof te Brussel werden benoemd. Het Koninklijk Hof te Brussel was nu niet meer met een bepaalde persoon, maar met een territorium verbonden. Deze nieuwe hofhouding, de enige van die in het zeventiende-eeuwse Europa, vroeg om een theoretische verantwoording. Het is overigens ook zo dat gedurende de regering van Filips IV (1631-1665) in Madrid de hofetiquette werd vastgelegd. Deze gecodificeerde etiquette had gevolgen voor de andere hofhoudingen van de Spaanse monarchie in Europa, dus ook voor die in Brussel. De twee handschriften van Francisco Alonso Lozano die hier worden uitgegeven, moeten in deze context worden geplaatst. De auteur schreef ze tussen 1692 en 1712. Het eerste, getiteld Plan ou Estat de la maison royale dens ces estats de flandres, beschrijft nauwkeurig de functies aan de nieuwe Koninklijk Hof. Het tweede, getiteld Notices de toutes les emplois de la cour et de la chapelle royale de Bruxelles geeft het aantal hovelingen aan en vermeldt hoe zij worden vergoed. De beide teksten zijn een eersterangs bron voor de kennis van het Koninklijk Hof te Brussel in de zeventiende eeuw. Zij zijn vergelijkbaar met de uit dezelfde tijd stammende Etiquetas Generales de Palacio voor het Hof in Madrid.
José Eloy Hortal MuÑoz (Madrid, 1974) is licentiaat in de Moderne en Hedendaagse Geschiedenis van de UAM (Universidad Autonoma de Madrid), waar hij ook Cum Laude de doctorstitel behaalde in september 2004. Sedert 2009 doceert hij aan de Universidad Rey Juan Carlos (URJC). Hij publiceerde onder meer de monografieën Las guardas reales de los Austrias hispanos (Madrid, 2013) en Los asuntos de Flandes. Las relaciones entre las Cortes de la Monarquía Hispánica y de los Países Bajos durante el siglo XVI (Saarbrücken, 2011). Hij was tevens co-editor van collectieve werken als A Constellation of Courts. The Households of Habsburg Europe, (1555-1665) (Leuven, 2014) met René Vermeir en Dries Raeymaekers, alsook La Casa de Borgoña: la Casa del rey de España (Leuven, 2014) met Félix Labrador Arroyo. Meer informatie is te vinden op het web: www.joseeloyhortal.com
África Espíldora García (Toledo, 1960) est diplômée en Géographie et Histoire de l’Universidad Complutense de Madrid (UCM) en 1993. Pendant quelques années, elle travailla dans l’enseignement secondaire puis dans des bibliothèques (Museo de Santa Cruz de Toledo); ensuite, elle se consacra aux archives. Dans ce domaine, elle exerça comme technicienne spécialisée (Archivo Histórico de la Nobleza de Toledo – 1999-2001, 2008-2011) et comme responsable des archives centrales de plusieurs conseils du gouvernement de la Communauté autonome de Castilla-La Mancha (2001-2006). Depuis 2011, elle se consacre à la recherche. Pour l’instant, elle parachève l’édition d’un volume intitulé Francisco de Mendoza: un almirante por los caminos de Europa (1596).
Pierre-François Pirlet (Liège, 1982) est docteur en Histoire, Arts et Archéologie de l’Université de Liège depuis 2015. Il est collaborateur scientifique du Département des Sciences historiques de l’ULiège depuis octobre 2017 et membre de Transitions. Unité de recherches Moyen Âge & première Modernité. Oscillant entre Court Studies et histoire religieuse, ses travaux visent à réévaluer les formes et les modalités du pouvoir à la cour de Bruxelles durant le xviie siècle. Il a réalisé une thèse consacrée au confesseur du Prince dans les Pays-Bas espagnols (1598-1659), sous la direction du Professeur Annick Delfosse (ULiège), qui interroge la nature des liens entre les pouvoirs séculiers et religieux au sein de l’espace aulique. Cette enquête paraîtra prochainement chez Leuven University Press dans la collection Avisos de Flandes.
Le Livre des morts du Neufmoustier à Huy 1130-1787, Bruxelles, Commission royale d’Histoire, 2017, 270 p. (ISBN 978-2-87044-015-5) (Collection grand in-8°, C26).
Samenvatting - In de eerste jaren van de 12de eeuw heeft zich spontaan een gemengde gemeenschap gevormd in een buitenwijk in de stad Hoei (Huy), waarschijnlijk ter nagedachtenis van priester Pieter, genaamd de Kluizenaar. Op 21 september 1130 wijdde de bisschop van Luik, Alexander I, de kerk van Neufmoustier in, die net gebouwd was. Het staat vast dat de religieuzen vanaf dat ogenblik de regel van de heilige Augustinus volgden. Het manuscript van het liber capituli van dit reguliere kapittel is gelukkig bewaard gebleven, maar heeft helaas enkele beschadigingen ondergaan. Het werd ontworpen rond 1130, en werd verder aangevuld doorheen de eeuwen ; wat betreft de overlijdensberichten gebeurde dit tot in 1787. Voor de late middeleeuwen bevat dit repertorium van overledenen bevat tal van gegevens die onze kennis in het vlak van de stedelijke, de economische en de sociale geschiedenis verrijkt. Deze bron is echter ook van belang voor de studie van de mentaliteit, de cultus en de liturgie, en zelfs van de Maaslandse goudsmeedkunst. Vanaf het einde van de 15de eeuw werden de vermeldingen echter zeldzamer en eerder episodisch van aard wat betreft de leken − slechts acht personen – omdat het repertorium in feite voorbehouden werd voor de hoogwaardigheidsbekleders en voor enkele leden van het kapittel van Hoei. De huidige editie van het "Dodenboek van Neufmoustier" is hoofdzakelijk gebaseerd op het originele manuscript bewaard in Grand Curtius ; de lacunes veroorzaakt door het verlies van enkele bladen werden grotendeels gecompenseerd door kopieën gerealiseerd door een voorzanger van het kapittel op het einde van de 17de eeuw en bewaard in het Rijksarchief van Luik.
Christine Renardy werd geboren op 6 februari 1948 en behaalde haar bachelordiploma in de Geschiedenis aan de Universiteit van Luik. Na drie jaar gewerkt te hebben voor de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis aan de redactie van de "Nieuwe Potthast" (een kritisch repertorium van Middeleeuwse verhalende bronnen), is ze in 1972 assistente geworden van de professoren Fernand Vercauteren en André Joris aan het seminarie van de Geschiedenis van de Middeleeuwen aan de Universiteit van Luik. In oktober 1977 verdedigde ze een doctoraatsverhandeling over "De wereld van universitaire magistri van het bisdom in Luik tot 1350". Dit werk werd gepubliceerd in twee volumes in 1979 en 1981. Aangesteld tot archivaris van de stad Luik in april 1978, heeft ze deze dienst geleid tot in 2007, ogenblik waarop de gemeentelijke overheden haar de leiding toevertrouwden van alle collecties van het cultureel patrimonium. In 2009 werd ze belast met de algemene coördinatie van het departement van Cultuur en Toerisme, een functie die ze tot aan haar pensioen heeft uitgeoefend.
Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19e-21e eeuw. Derde herziene en uitgebreide uitgave, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2017, 2 vol., 1837 p. (ISBN: 978-2-87044-013-1; prijs: 64 €).
Onze samenleving produceert massa’s documenten, beelden en andere bronnen. Het is niet eenvoudig om zijn weg te vinden in deze groeiende informatiestroom. Dit boek biedt een systematisch overzicht en een kritische doorlichting van de bronnen die sinds het begin van de 19e eeuw in België werden (en worden) geproduceerd door openbare instellingen en private verenigingen. Zowel het archiefmateriaal als de gedrukte en de digitale publicaties worden besproken. Ook tal van individuen brachten belangrijke documenten voort; ze komen hier dus eveneens aan bod. Ten slotte worden ook de niet-geschreven bronnen (foto’s, films, orale bronnen, gebouwen, voorwerpen, kaarten en plannen) behandeld. Dit naslagwerk trekt de lijn door tot vandaag: de meest recente bronnen krijgen ruime aandacht. Bijgevolg is dit boek een onmisbaar onderzoeksinstrument – niet alleen voor historici, geschiedenisstudenten en archivarissen, maar ook voor journalisten, documentalisten, bibliothecarissen en onderzoekers in de communicatiewetenschappen, de politicologie, de rechten, de sociologie en de economie. Meer dan 60 specialisten, verbonden aan Belgische universiteiten en onderzoekscentra verleenden hun medewerking aan dit boek. Voorliggend werk is de derde uitgave van het gelijknamige boek uit 1999. Alle teksten werden geactualiseerd en (soms fors) uitgebreid. Een gedetailleerde namen- en zakenindex door Stijn Meersseman vergemakkelijkt het zoekwerk.
De editors:Patricia Van den Eeckhout doceert geschiedenis en politieke retoriek aan de Vrije Universiteit Brussel. Zij publiceerde over de historiografie van de sociale geschiedenis en over de geschiedenis van sociale huisvesting, arbeidersinkomens, consumptie, reclame, vrije tijd, sociale statistieken, meesterknechten, de kleinhandel in voeding (meer bepaald Delhaize) en arbeid en arbeidsrelaties, onder andere in de horeca (zie o.m. "Waiters, waitresses, and their tips in Western Europe before World War I", in International Review of Social History, 2015, p. 349-378)
Guy Vanthemsche is hoogleraar hedendaagse geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is gespecialiseerd in de sociaaleconomische en politieke geschiedenis van de hedendaagse België, waarover hij verschillende boeken publiceerde, waaronder recentelijk La Sabena et l’aviation commerciale belge 1923-2001, Brussel, De Boeck, 2001 en et Belgium and the Congo 1880-1980, Cambridge, Cambridge University Press, 2012.
Samenvatting - Handschrift G 13860 van de Universiteitsbibliotheek Gent is een boekrol van ca. 2,5 meter. De rol is momenteel opgebouwd uit vier stroken van telkens twee kolommen. De auteur van deze bijdrage toont dat de oorspronkelijke vorm een perkamenten affiche was (ca. 700 × 580 mm) met daarop acht kolommen. De tekst is een kroniek over de geschiedenis van Vlaanderen in ruim achthonderd Middelnederlandse verzen. Op basis van dit Gentse handschrift levert deze bijdrage de editio princeps van deze Korte rijmkroniek van Vlaanderen. Ook wordt aandacht geschonken aan een fragment in de Koninklijke Bibliotheek van België (hs. 2810-13, f. 1*) dat mogelijk een getuige is van dezelfde tekst. De kroniek schenkt veel aandacht aan de Gentse opstanden in de veertiende eeuw en lijkt te zijn ontstaan in 1431. De precieze positie van de tekst binnen de Vlaamse historiografie van de veertiende en vijftiende eeuw verdient nader onderzoek.
Remco Sleiderink is hoogleraar Middelnederlandse letterkunde aan de Universiteit Antwerpen en tevens verbonden aan de KU Leuven in Brussel. In zijn onderzoek richt hij zich vaak op de ontstaanscontext van Middelnederlandse literatuur, met bijzondere aandacht voor het hertogdom Brabant en de dynamiek tussen hof en stad. Ook houdt hij zich intensief bezig met materiële filologie met een geïntegreerde studie van tekst en handschriftelijke overlevering. Andere belangrijke constanten in zijn onderzoek zijn literaire analyse, intertekstualiteit en meertaligheid.
Samenvatting. – De broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën, gesticht in 1499, behoorde tot de meest prominente genootschappen van het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brussel. Ze werd actief gepatroneerd door het Bourgondisch-Habsburgse hof, wat leidde tot een belangrijk kunstmecenaat. De prominente rol van de broederschap staat in schril contrast tot het bewaarde bronnenmateriaal : bijna alle archiefstukken van de broederschap zijn zoek of verloren gegaan. Eén van de weinige overgeleverde bronnen is een goedereninventaris uit de zeventiende eeuw. Die inventaris geeft een overzicht van de kunstwerken, juwelen, vastgoed en renten die op het moment van de redactie in het bezit van de broederschap waren. Ze bevat daarnaast een gedetailleerd relaas van de verwervingen, de schenkers en het fysieke uitzicht van de objecten, en biedt op die manier een uniek inzicht in zowel de materiële cultuur als de geschiedenis van het genootschap. Omwille van het belang van dit document voor de geschiedenis van de broederschap, en het politieke, religieuze en artistieke verleden van de stad Brussel, wordt de inventaris door middel van een kritische uitgave ontsloten.
Brecht Dewilde (1982) studeerde geschiedenis en kunstgeschiedenis. Aan de KU Leuven schreef hij een proefschrift over het functioneren van formele netwerken in tijdens van economische crisis, dat bekroond werd met de Prijs Pro Civitate van de Koninklijke Vlaamse Academie van België. Tot 2017 was hij als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het IUAP-project: City and Society in the Low Countries, c. 1200- c. 1850 (Belspo). Sinds januari 2018 werkt hij als tentoonstellingsmaker in het Stadsmuseum Gent (STAM).
Bram Vannieuwenhuyze (1980) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Gent en verdedigde er in 2008 een proefschrift over de ruimtelijke ontwikkeling van middeleeuws Brussel. Zijn interesse gaat uit naar de stadsgeschiedenis en -morfologie, de historische cartografie en de landschapsgeschiedenis. In 2015 werd hij door de Stichting Cartographiae Historicae Cathedra aangesteld als bijzonder hoogleraar Historische Cartografie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast werkt hij regelmatig als freelance historicus voor Caldenberga (www.caldenberga.be).
Samenvatting - Wie waren de personen die in de vijftiende eeuw zitting hadden in de Staten van Brabant, en die voor een dagvaart een convocatiebrief tegemoet konden zien? In deze studie geef ik aan de hand van vier ongedateerde convocatielijsten voor de Staten van Brabant een overzicht en een analyse van de samenstelling van deze representatieve instelling in de vijftiende eeuw. Gezien het belang van deze lijsten voor de politiek- institutionele en sociale geschiedenis van het hertogdom Brabant, worden die documenten integraal uitgegeven en zijn alle erop vermelde personen geïdentificeerd en voorzien van biografische notities. Vooral bij belangrijke politieke gebeurtenissen, waarbij de aanwezigheid en inspraak van de (machtigste) vertegenwoordigers van de onderdanen op prijs werd gesteld, werd een nieuwe lijst vervaardigd. Nader onderzoek van de lijsten wees uit dat de hertogelijke kanselarij deze convocatielijsten opstelde ter gelegenheid van de inhuldiging van hertog Antoon van Bourgondië in 1406, de inhuldiging van hertog Jan IV in 1415 en van de vrede die aartshertog Maximiliaan sloot met de opstandige Brabantse steden in augustus 1489. Deze bieden, tezamen met het Brabantse gedeelte van de convocatielijst van 1464 voor de Staten Generaal, een overzicht van de personen die tijdgenoten rekenden tot de politieke vertegenwoordigers van de drie Standen: clerus, adel en Derde Stand. Ik onderzoek ook in hoeverre de convocatielijsten corresponderen met de daadwerkelijke opkomst bij de Statenvergaderingen. Om het proces van convocatie nog meer inzichtelijk te maken, zijn tenslotte enkele convocatiebrieven opgenomen voor de abt van Park, Engelbert I van Nassau, heer van Breda, en de stad Antwerpen.
Mario Damen is universitair docent middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is vooral geïnteresseerd in de sociale, politieke en culturele geschiedenis van de Nederlanden in de Late Middeleeuwen en publiceert over de adel, toernooien, politieke representatie, gebrandschilderde glazen en de Bourgondische- Habsburgse vorsten. Sinds 2016 leidt hij een door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gesubsidieerd onderzoeksproject getiteld De verbeelding van een territorium. Constructies en representaties van laat middeleeuws Brabant.
Samenvatting - De benedictijn Guibertus van Gembloers staat vooral bekend als de laatste secretaris van de befaamde Rijnlandse profetes Hildegard van Bingen. Hij liet echter ook een rijke literaire erfenis na die de leefwereld van een traditionele monnik tijdens de centrale middeleeuwen belicht. Een van zijn werken is De destructione monasterii Gemblacensis, bewaard in hs. 5535-37 in het Handschriftenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek van België. Deze tekst geeft inzicht in Guibertus’ visie op auteurschap, in het bijzonder van een collectie van veertien traktaatbrieven die in het handschrift volgen op De destructione. Aan de hand van verschillende topoi en Bijbelse voorbeelden verantwoordde Guibertus zijn eigen literaire ambities en plaatste hij zichzelf binnen het traditionele geleerde discours rond auteurschap. Daarenboven biedt De destructione een bouwsteen in het onderzoek naar de staat van het traditionele kloosterleven in een tijd waarin het zich geconfronteerd zag met toenemende concurrentie van andere monastieke groepen. Guibertus maakte gebruik van het discours van verval van het traditionele cenobitisme, deels als een literaire strategie waarmee hij zijn daden wou verantwoorden.
"L'Héraclée flamen et catholicque" par Frère Jean De Le Barre, religieux du monastère de la bienheureuse Vierge Marie à Loos-Lez-Lille. Tome 1: La guerre entre la France et l'Espagne et en Europe (1636-1649), Bruxelles, Commision royale d'Histoire, 2017, 371 p. (ISBN: 978-2-87044-012-4)
Samenvatting - L'Héraclée flamen (De Vlaamse Hercules): deze wat esoterische titel is een huldebetoon aan graaf de Bucquoy, die de protestanten versloeg in Praag. Dit boek bevat de geannoteerde en gecommentarieerde transcriptie van manuscript 319 van het patrimoniale fonds van de stadsbibliotheek van Rijsel, getiteld « L'Héraclée flamen et catholicque », dat hoofdzakelijk handelt over de Frans-Spaanse oorlog van 1636-1649 en over de oorlog in Europa tot aan het verdrag van Westfalen (1648). De auteur van dit handschrift, Jean de le Barre, was een cisterciënzer monnik van de abdij van Looz-lez-Lille, gedetacheerd bij de abdij van Wancourt nabij Arras. Hij beschrijft de gevechten, het geweld en de gruweldaden die beide tegenstanders begingen tijdens de oorlog. Die uitzonderlijke getuigenis is in boekvorm verschenen bij de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis in mei 2017.
De auteur/editor :
Alain Lottin, doctor in de Geschiedenis, was de voorzitter van de Université Lille III van 1986 tot 1991 en van de Université d'Artois van 1996 tot 2000.